
De kinderen van nu groeien op met een ruim aanbod aan digitale media en de eindeloze mogelijkheden die het biedt. Ze vormen al van jongs af aan een belangrijke doelgroep voor digitale media, omdat ze (1) de rol van actieve media gebruiker innemen voor vermaak en educatieve doeleinden en (2) invloed uitoefenen op de aankoopbeslissing van ouders.
Juist daarom is het belangrijk om de vaardigheden en behoeften van kinderen niet uit het oog te verliezen bij het ontwerpen van producten en diensten voor hen. Als ontwerpers van digitale media is het onze verantwoordelijkheid om producten met een positieve impact te ontwikkelen.
Bij UXkids geloven we dat de beste digitale media voor kinderen, ontworpen zijn mét kinderen. Het betrekken van de doelgroep gedurende het ontwikkelingsproces van een product, is essentieel om tot een betekenisvol product te komen. Gebruikersonderzoek speelt daarbij een sleutelrol.
Laten we eens kijken naar wat gebruikersonderzoek met kinderen precies inhoudt en welke uitdagingen het met zich meebrengt per leeftijdsgroep.
Het vraag-antwoord proces
Een essentieel aspect van (gebruikers)onderzoek is het verkrijgen van antwoorden uit de doelgroep. Het ‘Vraag-Antwoord Proces’ beschrijft de vijf stappen waar een respondent doorheen gaat om een antwoord te formuleren op een vraag. Wanneer een respondent niet in staat is om de vijf stappen te doorlopen staat de betrouwbaarheid van het onderzoek op het spel. Het ‘Vraag-antwoord Proces’ bestaat uit de volgende vijf stappen.
1. Het begrijpen van de vraag
2. Het ophalen van relevante informatie uit het geheugen om een antwoord te ‘berekenen’
3. Het formuleren van het antwoord
4. Het evalueren van het antwoord
5. Het communiceren van het antwoord
Bij kinderen is het doorlopen van het ‘Vraag-Antwoord Proces’ afhankelijk van de ontwikkeling van de cognitieve, communicatieve en sociale vaardigheden. Kinderen ervaren moeite met complexe vragen of informatie die aanspraak maakt op het geheugen. Ook kunnen kinderen sociaal wenselijke antwoorden geven, bijvoorbeeld wanneer ze zich niet op hun gemak voelen. Dit zijn slechts een aantal factoren, die het formuleren van een betrouwbaar antwoord door kinderen kunnen beïnvloeden.
De cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
Jean Piaget – een Zwitserse psycholoog en filosoof – introduceerde in 1929 de Theorie van Cognitieve ontwikkeling. De theorie beschrijft de stadia van de cognitieve ontwikkeling, onderverdeelt in: (1) Sensomotorische fase, (2) Preoperationele fase (3) Intuïtieve gedachte, (4) Concreet operationele fase, en (5) Formeel operationele fase. De theorie schetst in grote lijnen de ontwikkeling van kinderen, maar is niet allesomvattend. De ontwikkeling van een kind is ook afhankelijk van andere factoren zoals erfelijkheid, intelligentie, ervaring en hun sociale omgeving. De theorie van Piaget vormt in de basis een passend kader voor het verkennen van geschikte onderzoeksmethoden voor kinderen.
Sensomotorische fase - (0-2 jaar)
Deze fase omvat de eerste twee levensjaren van een kind. Door de onderontwikkeling van de taal- en denkprocessen, beperken de onderzoeksmogelijkheden zich tot: observaties of interviews met ouders.
Preoperationele fase - (2-4 jaar)
In deze fase leren kinderen praten en omgaan met anderen. Kwalitatieve interviews met onder andere opdrachten in spelvorm en kleine focusgroepen werken goed voor deze leeftijdsgroep. Het observeren van het gedrag, de houding en expressie van het kind kunnen veel waardevolle en bovenal betrouwbare inzichten boven water halen. Het doorlopen van het vraag-antwoord proces is nog te moeilijk. Kinderen beginnen makkelijke vragen te begrijpen en kunnen simpele zinnen formuleren. Echter hebben ze nog grote moeite met het ophalen van informatie uit het geheugen en het evalueren van hun antwoord, waardoor hun antwoord niet 100% betrouwbaar is.
Intuïtieve gedachte - (4-7 jaar)
In deze fase boeken kinderen vooruitgang in hun taalvaardigheid. Het begrip en het verbaal werkgeheugen vergen daarentegen meer tijd. Beide vaardigheden zijn belangrijk voor stap één (het begrijpen van de vraag) en stap twee (het ophalen van informatie uit het geheugen) van het vraag-antwoord proces. Houdt de vragen eenvoudig en stem de woordkeuze af op het taalniveau van het kind.
Kenmerken voor deze leeftijdsgroep: 1) Neemt taal letterlijk, 2) is gevoelig voor suggestieve vragen, 3) heeft een korte aandachtsspanne en 4) geen begrip van geanonimiseerde of indirecte vragen. Bij kinderen van 4-7 jaar kun je het beste kiezen voor kleine focusgroepen of het afnemen van korte kwalitatieve user tests.
Concreet operationele fase - (8-11 jaar)
In de Concreet operationele fase ontwikkelt de taal- en de leesvaardigheid zich tot een hoger niveau. Je doet er ook bij deze leeftijdsgroep goed aan om geanonimiseerde of indirecte vragen te vermijden. Een zorgvuldige onderzoeksopzet is belangrijk voor stap 1 en 2 van het vraag-antwoord proces. Houdt het eenvoudig.
Wees je bovendien bewust van de sociaal wenselijkheid in deze leeftijdsgroep. Sociaal wenselijkheid betekent dat kinderen slechts één heuristisch antwoord gebruiken in plaats van zich te baseren op de volledige vraag. Voor kinderen in deze leeftijdsgroep is het belangrijk om het kort, visueel en vooral leuk te houden, zodat ze gemotiveerd blijven. Kies daarom voor: begeleide enquêtes, kwalitatieve user tests en focusgroepen.
Formeel operationele fase - (11-15 jaar)
Kinderen ontwikkelen tussen de 11 en 15 jaar abstract denken. Andere cognitieve functies, zoals ontkenningen, logica en sociale vaardigheden ontwikkelen zich parallel aan het abstract denken. Het gedrag van kinderen in deze leeftijdsfase hangt sterk samen met de context. Op school gedragen kinderen zich anders dan thuis. Een ook klasgenoten, ouders, broers en/of zussen beïnvloeden de situatie en het gedrag.
De sociale wenselijkheid speelt ook bij deze leeftijd een rol. Dit is vooral van invloed op stap 4 (evaluatie van het antwoord) en 5 (communiceren van het eindantwoord) van het vraag- en antwoord proces. Het inzetten van de gangbare onderzoeksmethoden is bij deze leeftijd mogelijk, maar wees voorzichtig met interpretatieproblemen, ambiguïteit en verveling. Houd het simpel en leuk.
Vanaf 16 jaar en ouder is leeftijd geen bepalende factor voor de keuze in onderzoeksmethoden. Jongeren beschikken over voldoende cognitieve vaardigheden voor deelname aan ‘volwassen’ onderzoeksmethoden.
In het kort
Gebruikersonderzoek met kinderen is leuk en levert waardevolle inzichten op. Deelname aan het ontwerpproces door de allerkleinsten (en hun ouders) is al echt de moeite waard. Zolang je, je maar bewust bent van het ontwikkelstadium waar de doelgroep zich in bevindt. Het gevaar dat kinderen een vraag niet begrijpen, moeite ondervinden met het beantwoorden van een vraag, geen motivatie of concentratie hebben, schuilt in een klein hoekje.
Het hele vraag- en antwoord proces zonder hulp doorlopen is vanaf de leeftijd van 8 jaar oud realistisch, aldus Piaget. Zorg voor een zorgvuldige onderzoeksopzet, stem het af op de vaardigheden en motivaties van de doelgroep, om betrouwbare gegevens te garanderen.